Gisteren draaide ik weer eens een koksdienst in het Gastenhuis Hoevelaken.
Periodiek vul ik daar de gaten in het vakantierooster.
Het was die eerste keer weer even wennen na ruim een half jaar. Nieuwe bewoners, andere collega’s, het totaal aantal eters en ongetwijfeld een andere tafelschikking.
Als ouverture koos ik voor witlof met een aardappeltje en een slavink.
De bezorgdienst van Appie had alles keurig bezorgd. Nou alles?
Op een pakje slavinken na dan. Slordig!
Na ampel overleg met de collega’s besloten wij om de 4 slavinken links te laten liggen en kon ik starten met de voorbereidingen.
Voor het schillen van de aardappelen stond er direct een pittige bewoonster klaar.
95 jaar jong en niet van haar stuk te brengen begon zij kordaat te schillen.
Om exact 6 uur werd er een momentje stilte gevraagd waarna het uitserveren begon.
Al snel hoorde ik een collega vragen of er nog ergens lof was.
Ik schrok. Onvoldoende groente? Ik liet het van mij afglijden en begon mijn tafelgenoten bij te staan met opscheppen.
Gedane zaken nemen immers…
Als laatste bordje vulde ik het mijne. Geen vlees en…
…geen lof meer voor mij.
Gelukkig was daar de goede aardappel en een fatsoenlijke hoeveelheid smeltjus.
Dit én het vooruitzicht van een heerlijk toetje van slagroomijs mét slagroom was voldoende om tevreden te zijn.
De lof met kaas en stukjes gebakken ontbijtspek leek verder uitstekend te bevallen.
Met dit in mijn achterhoofd schraapte ik met een glimlach het laatste restje koolhydraten van mijn bord.
De eerste maaltijd in Hoevelaken.
Ik denk even aan ‘mijn Gastenhuis’ Leusden.
Waar de bewoners genoeg hebben aan één stronkje lof en waar we mopperen op de bezorgdienst van Picnic.
Toch niet zo slecht?