27 November 2015

Geconditioneerde Stimulus.

Ken jij dat ook? Dat gevoel uit je kinderjaren?
Dat het gezin centraal stond met de ouders als spil?
Er was niets aan te merken op onze opvoeding.

Wij waren goed!

Over alle buren hadden wij wel iets te zeggen.
Neem bijvoorbeeld die twee mensen zonder kinderen, dat waren echte zeurpieten.
Wij doopten hen ‘de zeikerds’.

Een gezin boven ons was dagelijks bezig met het oppompen van de fietsbanden.
“Armoedzaaiers! Koop toch eens een behoorlijk stel banden…”; liet onze vader zich eens ontvallen.

Kortom, wij waren eigenlijk te goed voor die straat in Osdorp!

Vaak waren de buurjongens met veel plezier aan het voetballen.
Pfff. Daar deden wij niet aan mee!
Die groep had nou eenmaal geen gevoel voor talent.

En daar waren die buren van verderop. Zij waren niet eens in het bezit van het rijbewijs!
“Haha…”; schamperden we als ze zich weer met een busje naar schiphol lieten rijden.

Naar een ver vakantie oord…

Nee wij dan, wij huurden een Transit en reden zelfstandig naar een kampeerterrein op de Veluwe.

Echt hoor. In mijn straat woonden louter slappelingen.

Ik herinner mij een buurjongen die eens bij ons thuis kwam.
Hij liep al kuchend door de sigarettenrook die prominent in onze huiskamer hing! Tssss!
Ik ademde diep en keek trots naar de benauwde jongen.

Ik ben nu al zo’n dertig jaar weg uit Osdorp.
Soms denk ik terug aan mijn straatje.
Zouden mijn buurtgenoten ook wel eens terugdenken aan vroeger?

Zouden ze ons nog herinneren? Hoe? Als die jaloersmakende mensen?
Als dat gezin dat superieur was aan de straat?

Of als dat arrogante gezin? Met die ouwe auto en zonder fietsen?

Goed om na al die jaren eens verder te kijken dan je neus lang is.

Misschien waren die anderen helemaal niet zoveel minder dan ons?
Viel er wellicht op ons ook wel iets aan te merken?

Ik kan mij bijna niet voorstellen. We waren zo goed!

25 November 2015

Meneer Ed

Ik neem je mee terug naar een dag tijdens mijn vrijwilligerswerk in het plaatselijke hospice.

11 december 2012

Meneer H. uit kamer 1 had gebeld.
Ik liep zijn kamer binnen en vroeg waarmee ik hem kon helpen.
"Ik wil even bungelen..."; antwoordde hij zacht.
Even later had ik het hek 'aan de goeie kant' van zijn bed naar beneden geschoven.
Hij draaide voorzichtig zijn benen uit bed en bleef schuin tegen de stapel kussens liggen.

Buiten adem. Vermoeid van deze inspanning.
Ik had deze man nog niet eerder ontmoet. Hij lag er slechts een paar dagen.
Een doodzieke man die je onbekend is heeft niet veel gespreksstof.
Ik moest goed nadenken wat ik wilde zeggen. Wat ik wilde vragen.
Dat was merkbaar míjn probleem.

Het leek de man niet te deren of die
vrijwilliger er was.

Tijdens de overdracht, enkele uren ervoor, had ik vernomen dat het slecht ging met hem en dat hij graag het hek naar beneden wilde hebben.
De waarschuwing ging echter uit dat dit een gevaar voor hemzelf kon betekenen.
"Ik blijf wel even bij je zitten."; zei ik 'opdringerig'.
Hij mompelde dat dit niet nodig was maar in dit geval besloot ik het
toch maar te doen.

Het was zwaar. Zijn hand op zijn maagstreek leek hem te willen helpen ademen.
Hij ademde oppervlakkig maar opvallend zwaar.
De ademtochten stootten mij in het gezicht.
Ik huiverde even maar liet het toe.
Onbewust dacht ik aan de door kanker gefilterde lichaamsadem die mijn
gezicht streelde.

De man wilde niet meer.
De goedkeuring over zijn wens tot euthanasie had hem enkele minuten
geleden bereikt.
Goed nieuws voor hem.
Dat wist ik. Ik kon het echter niet meer echt aan hem merken.
Het deed mij goed dat hij me het toch even mededeelde.
"Over drie dagen is het afgelopen..."
Met die mededeling en dat gevoel kon ik even later mijn dienst overdragen.

Afscheid.
De adem van een man toelaten op mijn gezicht. Je stapt soms vreemde 
drempels over.

Twee dagen later bereikte mij het nieuws dat hij toch nog plotseling was overleden.

14 November 2015

Als de toekomst halt houdt.

Zaterdag 14 november 2015
Een ochtend breekt aan.
Een nieuwe dag zoals iedere andere dag in het weekend. Boodschappenlijstje, klusjes etc.
Kortom, een gewone dag.
Ik werd wakker en dacht aan hen.
Aan de familie, vrienden en andere relaties van-, en aan de slachtoffers van Parijs.
Zij verloren gisteren plotseling hun dierbaren.
En niet zomaar aan ouderdom, een ongeluk of een normale ziekte.
Nee, het was een andere vreselijke ziekte die momenteel waart over de wereld en die, tijdens de donkere uren in de stad van de liefde, epidemisch toesloeg en het leven nam van talloze onschuldigen. Daarnaast zwaargewonden en ooggetuigen achterliet die getraumatiseerd het vertrouwen verloren in het leven in vrijheid.

Ik denk aan hen. En aan een oplossing.
Ik weet dat ik dit niet eventjes op los.
Ik kan slechts een bijdrage leveren door vertrouwen te houden in de mens en mij niet te laten leiden door angst.
Op die manier hoop ik mijn vrede te bewaren en zorg ik er voor dat mijn toekomst niet stopt.
Hoe lever jij je bijdrage?