Ik neem je mee terug naar een dag tijdens mijn vrijwilligerswerk in het plaatselijke hospice.
11 december 2012
Meneer H. uit kamer 1 had gebeld.
Ik liep zijn kamer binnen en vroeg waarmee ik hem kon helpen.
"Ik wil even bungelen..."; antwoordde hij zacht.
Even later had ik het hek 'aan de goeie kant' van zijn bed naar beneden geschoven.
Hij draaide voorzichtig zijn benen uit bed en bleef schuin tegen de stapel kussens liggen.
Buiten adem. Vermoeid van deze inspanning.
Ik had deze man nog niet eerder ontmoet. Hij lag er slechts een paar dagen.
Een doodzieke man die je onbekend is heeft niet veel gespreksstof.
Ik moest goed nadenken wat ik wilde zeggen. Wat ik wilde vragen.
Dat was merkbaar míjn probleem.
Het leek de man niet te deren of die
vrijwilliger er was.
Tijdens de overdracht, enkele uren ervoor, had ik vernomen dat het slecht ging met hem en dat hij graag het hek naar beneden wilde hebben.
De waarschuwing ging echter uit dat dit een gevaar voor hemzelf kon betekenen.
"Ik blijf wel even bij je zitten."; zei ik 'opdringerig'.
Hij mompelde dat dit niet nodig was maar in dit geval besloot ik het
toch maar te doen.
Het was zwaar. Zijn hand op zijn maagstreek leek hem te willen helpen ademen.
Hij ademde oppervlakkig maar opvallend zwaar.
De ademtochten stootten mij in het gezicht.
Ik huiverde even maar liet het toe.
Onbewust dacht ik aan de door kanker gefilterde lichaamsadem die mijn
gezicht streelde.
De man wilde niet meer.
De goedkeuring over zijn wens tot euthanasie had hem enkele minuten
geleden bereikt.
Goed nieuws voor hem.
Dat wist ik. Ik kon het echter niet meer echt aan hem merken.
Het deed mij goed dat hij me het toch even mededeelde.
"Over drie dagen is het afgelopen..."
Met die mededeling en dat gevoel kon ik even later mijn dienst overdragen.
Afscheid.
De adem van een man toelaten op mijn gezicht. Je stapt soms vreemde
drempels over.
Twee dagen later bereikte mij het nieuws dat hij toch nog plotseling was overleden.
No comments:
Post a Comment