1965
Dit is het waargebeurde verhaal over een jochie van amper vijf jaar oud.
Het speelt zich af in Geuzenveld, halverwege de jaren zestig.
Hij woonde in de Dirk Sonoystraat 207-2. De dag was begonnen als een
gewone dag, een doodgewone dag. Vader werkte bij de politie en had die
dag avonddienst. Moeder was thuis en deed de huishoudelijke taken. Ze
voelde zich gerust. De jongste twee kinderen waren ook thuis en zaten te
spelen in het zijkamertje. Een fijn gevoel voor een altijd erg ongeruste
moeder. Lekker veilig dus.
De oudste broer maakt huiswerk in de kamer. De broertjes speelden al een
poosje in het zijkamertje als plotseling de balkondeur opengaat. "Zo.."
denkt het jochie... "Nu hebben we een stuk meer speelruimte" En weldra
is het balkon veroverd door de twee broertjes. Als heuse verhuizers
worden allerhande speelattributen naar buiten gesjouwd. Ze gaan op in
het spel en lijken niets in de gaten te hebben van het mooie uitzicht.
Aan de overkant is het Lambertus Zijlplein. Daar kon je de boodschappen
doen maar daar was ook tandarts Dom. Dokter Dom werd hij thuis genoemd.
"Volgende patiënt!" Brrr.
De iets dichterbij gelegen rolschaatsbaan kon het jochie net niet zien.
Na enige tijd waren de jongens blijkbaar
uitgespeeld en werd het tijd om de omgeving te verkennen.
De grote broer kon al over de rand van de balustrade heen kijken en
vermaakte zich inmiddels met het buurmeisje van 1-hoog. Het jochie
probeerde uit alle macht om ook een glimp van de buitenwereld op te
vangen. Eerst op zijn teentjes. Ja, nu kon hij een deel van de rolschaatsbaan wel een beetje zien. Vanaf de straatzijde kon je het kruintje van de avonturier juist boven het hek uit zien komen.
Plotseling kreeg ook hij het buurmeisje Wilma in de gaten.
Hij zwaaide naar haar. Het buurmeisje zwaaide terug. Wat een pret was dat zeg. De kleine man kende Wilma natuurlijk wel maar alleen van de straat.
Nog nooit had hij het buurmeisje van het balkon gezien. Het zwaaien en gek
doen ging al snel vervelen.
Het jochie hing inmiddels op zijn buikje op de rand. Beneden stond het
buurmeisje. Daaronder was de tuin van de benedenburen.
Een tuin met bloemen, gras, een tuinpad en een betonnen kist voor de kolen.
Het tuinpad en de kolenkist werd gescheiden door een groenstrook van een halve meter.
Het joch spuugde naar beneden. Hij spuugde nog eens. De klodders belandden op de groenstrook. SAAI! Een tweede doelwit werd al snel opgemerkt. Wilma!
De ondeugd begon naar beneden te spugen en probeerde zijn buurmeisje te raken. Het lukt net niet. Hij kroop naar
voren en spuugde opnieuw. Nog een klein stukje verder. En toen..!
Moeders hart leek stil te staan. De broer van het joch rende de kamer
binnen.
Hij schreeuwde. "Hilbert ligt beneden!". Even twijfelt moeder.
De fantasie van een kind? Maar dan, intuïtief, loopt ze naar het balkon
en als zij naar beneden kijkt wordt haar angstige voorgevoel bewaarheid.
Beneden ligt haar jongste zoon.
Hij krijst!
Vader was op dat moment bezig met de zaak van een vermist jongetje uit
de 2de Dirk Sonoystraat.
Hij was juist op weg geweest om de ouders te vertellen dat het kind terecht was als hij ter hoogte van de
Colijnstraat een ambulance met zwaailicht tegenkomt.
Om de een of andere reden houdt het ene voertuig het andere staande en vraagt vader de ambulancechauffeur wat er aan de hand is. "Op nummer 207 is een jochie naar beneden gevallen."
"Verdomme! Dat is bij mij!" en de vader rent zonder op of om te kijken naar de flat verderop. Als hij aan de achterzijde arriveert ziet hij moeder al staan. Ze is duidelijk in paniek.
Ze trilt en merkt niet dat haar benen open liggen. Het bloed stroomt er uit. Ze was dwars door het prikkeldraad gerend en ziet slechts haar zoontje liggen. Op de groenstrook. Net tussen het pad en de
kist in.
Als vader naast zijn zoon knielt en bezorgd naar hem kijkt tilt
de kleine zijn hand op, wijst naar het balkon en fluistert. "Ik ben daar
vanaf gevallen..."
No comments:
Post a Comment