26 May 2009

Noodweer in Fryslân...

Dit is een waar gebeurd avontuur dat mijn moeder meemaakte in de periode dat mijn ouders elkaar pas hadden leren kennen.

Ze viel voor het bed op haar knieën, vouwde haar handen en probeerde te bidden. De angst voor het vreselijke onweer had haar hiertoe gebracht. Bidden zoals ze de laatste tijd samen met haar Ybele heeft gedaan. Onwennig in het begin. Van huis uit waren ze niet gelovig. Ja, haar vader een beetje. Maar het beetje geloof dat hij bezat was altijd onderdrukt geweest door moeder. Nee, Pa hield zijn gebedjes wel voor zich. Maar zo samen met Ybele waren het mooie momenten geweest. Samen bidden en praten over het geloof. Vertrouwen in een toekomst, samen met God, was iets geheel nieuws voor haar geweest.

Haar vriend Ybele was een stoere. Een marineman. Ze was hem in Rotterdam tegen het lijf gelopen. Zij liep daar met haar vriendin, net na de oorlog eigenlijk, door de binnenstad. De wederopbouw was reeds begonnen. Een trieste bedoening. Aan de andere kant zo feestelijk. Zo vrij. Overal klonk muziek van Glenn Miller en de Andrew Sisters. Hier en daar speelden jazzbands. Het was mooi om jong te zijn. Genieten van het leven en die afschuwelijke tijd zo snel mogelijk vergeten. Haar overbezorgde vader vond het maar niets hoor, om zijn bijna twintigjarige, dochter zoveel vrijheid te geven. Maar hij kon het niet maken om de kinderen, na vijf jaar onderdrukking, binnen te houden. Heerlijk was het om, samen met haar vriendin Tiny, afspraakjes te maken met verschillende jongens tegelijk. Als je dan ook op dezelfde plaats met hen afsprak, was het lachen geblazen. Stiekem vanaf een afstand bekeken ze de jongens die allen quasi nonchalant op de uurwerken keken. Ja, met Tiny was het altijd raak geweest. Wat hadden ze samen veel meegemaakt. Leuke en ook minder leuke dingen. Een echte vriendin.
Zo werden er in die tijd vele jongens bedonderd. Maar bij die ene jongen leek het anders. Een marineman in uniform. Stappend in Rotterdam. Het lintje van zijn pet wapperde uitdagend in de wind.
Onweerstaanbaar voor haar. De koninklijke Marine was op dat moment niet meer veilig voor de handen van de Rotterdamse. In een vlaag van durf trok ze het lintje met pet en al van het hoofd van Ybele. Even leek ze te schrikken. Ze had jongens gekend met een, over het algemeen, weelderige haardos. Deze jongen had niet vooraan gestaan tijdens het uitdelen van de haarimplantaten. Bijna een pet van vlees! Maar het was reeds te laat. Hij had haar opgemerkt. Zijn ogen hadden de hare gevonden en zouden die nooit meer loslaten. Een Fries-Rotterdams onderonsje. "Hallo, mijn naam is Piet."; stelde hij zich voor. "Ik ben... Riet"; antwoordde zij blozend.

Nu zat ze daar. Alleen op het vreemde kamertje op het Friese platteland. Ze probeerde haar gedachten weer in het gelid te krijgen. Weer terug naar toen, die eerste keer. Gezamenlijk hadden ze wat gedronken en een vervolgafspraak gemaakt. De vlinders leken haar naar huis te dragen. Wat een heerlijke vent! Maar toen ze even later de ouderlijke woning naderde werd ze ineens somber. In de verte zag ze haar vader reeds op de uitkijk staan. De bekende houding. Alleen de oorlog heeft iets aan die trotse houding veranderd. Hij was magerder geworden. En er leek iets geknakt.
Maar hij was nog steeds bezorgd om zijn kleine meisje. Nog even en ze zou oog in oog komen te staan met hem. Oog in oog. Wat moest ze de man vertellen als hij recht op de man zou vragen hoe hij heet. Hij zou per slot van rekening direct aan de verliefde meisjesogen zien dat er iets gaande was. En hoe moest ze vertellen dat het een marineman was, nota bene van Friese afkomst en nog gelovig ook! Pa zou het niet overleven! Haar lieve vader, die altijd voor haar klaar stond en wie ze volop vertrouwde, teleurstellen? Ze moest er niet aan denken.

Ze probeerde de herinneringen weg te draaien. Wederom probeerde ze zich tot God te wenden. Ze was bang. Vreselijk bang. Kwam het door de herinneringen aan de bombardementen boven haar geboortestad? Of door haar moeder die altijd tijdens onweer op het balkonnetje ging staan kijken naar de bliksem? "Moeder, niet doen!!" ; flitste het door haar heen. Ze wist het niet. Het onweer dat op dat moment een bezoek bracht aan de woonplaats van haar vriend was echter vreselijk. Ongekend. Dit had ze nog nooit eerder meegemaakt. Het liefst was ze naar beneden gegaan. Maar wat zouden Heit en Mem wel niet van haar denken? Die stadse deerne. En de zussen van Ybele? Nee, dat nooit. Doodsbang bleef ze zitten in de donkere nacht.
Al bibberend kwamen de gedachten weer op Ybele. Die rare jongen. Piet vond hij blijkbaar een makkelijker naam om te gebruiken in de grote stad. Haar Piet heette dus eigenlijk Ybele. Hij zat nu ergens op zee. Op weg naar de West. Zou hij aan haar denken? Het zou nog weken duren alvorens ze elkaar weer in de armen zouden sluiten. Ze mistte hem ontzettend. Ze was dan ook graag op het aanbod van Heit en Mem ingegaan om een paar dagen op het platteland door te brengen. Een veilig gevoel. Lekker dicht bij zijn dierbaren. Haar gedachten werden afgebroken door alweer een donderslag.

De volgende ochtend zaten allen reeds aan het ontbijt. Terwijl ze de kamer binnenkwam keken alle aanwezigen ietwat verbaasd naar haar. "Wat een noodweer vannacht hè."; sprak Mem. "Daar heb je zeker niets van gemerkt. Wij hebben met zijn allen beneden gezeten. Dat doen we altijd met onweer!"

No comments: